De kluizenaar van Wetzens verhuisde
Veertig jaar heeft hij gewoond in het huis op de "pôlle", dat hij indertijd voor twaalfhonderd gulden kocht. In al die jaren hielden alleen de dieren hem gezelschap: geiten en bokken, die vrij mochten rondkuieren in zijn huis, waar hij in de loop der jaren een ware vesting van heeft gemaakt. We hebben het over de heer Andries Dijkstra (77), die aan het eind van een in dit jaargetijde modderige landweg te Wetzens woont, het dorpje met de kerk zonder toren, tussen Metslawier en Dokkum. "Alde Andries", zoals hij door de Wetzumers wordt genoemd, is altijd een kluizenaar geweest, daarover is iedereen het wel eens, maar dat vond hij zelf niet erg. „Ik hou van de natuur en mijn beesten" zegt hij.
Alde Andries ging gisteren naar het Bumahûs te Anjum. Vele keren is hem, wanneer hij in contact kwam met de buitenwereld, gevraagd, of hij niet eens In een bejaardentehuis wilde. Hij kon het echter niet over zijn hart krijgen de "Pôlle" dat stille plekje waar nooit iemand komt, behalve het meisje met het zendingsbusje, te verlaten. Alde Andries heeft een bewogen leven achter de rug ondanks de eenzaamheid, waarin hij heeft geleefd. Iedere Wetzumer kan u vertellen, dat het dorp in de laatste wereldoorlog groot gevaar liep, toen een Joods onderduikersechtpaar dat zich bij Dijkstra schuilhield, bijna door de Duitsers werd ontdekt.
Toen was het een geluk, dat de landweg, die naar het oude huis loopt, slechts een moeilijk begaanbare, modderige reed is. De auto, waarin drie Duitsers zaten, bleef halverwege steken in de modderige brij. Veel Wetzumers hebben toen geholpen de militaire wagen uit de modder te trekken, inmiddels de Duitsers het advies gevend, het niet verder te proberen... Alde Andries stond met twee geladen karabijnen en een geladen revolver de vijand op te wachten. Hij zou niet hebben geaarzeld in de poging zijn beschermelingen, een directeur van een conservenfabriek en zijn vrouw, te verdedigen, zo vertelt hij nu.
Prachtige tijd
Alde Andries spreekt graag over de tijd, waarin hij het militaire uniform droeg. Als zoon van een boere-arbelder is hu kanonnier in onder meer Amsterdam geweest. Vier jaar lang heeft hij letterlijk genoten van het militaire leven.
„Mijn bewapening en uniform had ik altijd in de kast hangen. Die mocht ik nu meenemen naar 't Bumahûs. Een museum heeft al belangstelling voor mijn sabels gehad. Eén van de twee sabels, die ik nog heb, is in de oorlog door een smid gemaakt. Het is eigenlijk een stuk van een zeis... Ik moest me toch kunnen verdedigen?" Jarenlang heeft hij een zwarte hond gehad. Toen het dier doodging, wilde Dijkstra niet weer één hebben, ook al houdt hij veel van dieren om zich heen. De geit en de bok, die hij In het laatste jaar nog had, mochten in de woonkamer vrij in en uitlopen. Er hebben wel eens vier jonge geitjes door de kamer gedarteld!
Schuilkelder
Hoewel het huis van "âlde Andries" geen elektriciteit en waterleiding heeft, kan de bejaarde man een eventuele koper toch een "specialiteit" aanbieden. Met de oorlog nog in gedachten, heeft hij in de vijftiger jaren een schuilkelder onder zijn huis gebouwd, die hem moest beschermen ..tegen atoombomaanvallen van de Russen." De kelder is spoedig met water volgelopen.
Overigens heeft hij van zijn huis een ware vesting gemaakt. Drie jaar geleden fietste hij nog iedere week naar de markt In Leeuwarden. Hij kocht dan meteen stenen om zijn huis solieder te maken. De cement maakte h|j met zand, dat hij van de spoorbaan ten zuiden van Wetzens groef. Op sommige plaatsen Is de huismuur wel een halve meter dik.
Zijn verzamelwoede Is groot. Alde Andries heeft het in de afgelopen weken erg druk gehad met het "schiften" van de vele dingen, die hy in zijn huis bijeen heeft gebracht. Zijn mannenhuishouding bestond uit halve fietsen, lekke emmers, oude pannen, te veel om op te noemen.
Met de verhuizing van "âlde Andries" gaat er echter, hoe de leefwijze van de oude man ook was, een stukje romaniek uit Wetzens weg. ,,Ik heb het druk" zegt hij. „het moet er hier een beetje knap uitzien, als ik straks wegga. De tuin moet in orde en de slootswallen moeten nog gemaaid worden." Alde Andries wil het stukje Wetzumer grond, waar hij veertig jaar een kluizenaarsbestaan heeft geleid, verzorgd achterlaten. ,,Je moet es een keer een streep onder een stuk van je leven kunnen zetten", zegt hij. De pijp, die jij al bijna een uur in zijn mond houdt, en die al lang niet meer brandt, maakt een heftige beweging...
Bron: UIT FRIESCH DAGBOEK - 10 november 1967 Friesch Dagblad